Een levensverzekering, is dat fiscaal gezien interessant?
Wij zijn blij dat u het onderwerp zelf aanhaalt. Het antwoord op die vraag is echter niet eenvoudig. We zouden al dieper moeten ingaan op de meest ingewikkelde details van de verschillende belastingstelsels. Maar kort samengevat kunnen we het volgende stellen:
Het maakt een verschil als u uw levensverzekering korter of langer dan 8 jaar aanhoudt.
Belastingsystemen veranderen constant. Ieder jaar brengt weer nieuwigheden mee.
Hieronder vindt u een samenvatting met de kernideeën:
Fiscale aspecten bij afkoop voor 01/01/2018
GEVAL 1:
Afkoop voor 8 jaar | GEVAL 2:
Afkoop vanaf 8 jaar |
IB bij afkoop:
Voorheffing van 12,8%(*)
+ SZB aan de bron
IB in het jaar N+1:
EFI (PFU) van 12,8%
| Gecumuleerd bedrag van de premies gestort door alle verzekeringnemers op ALLE levensverzekerings- en kapitaalcontracten op 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de afkoop heeft plaatsgevonden. |
Tot € 150 000 | Vanaf € 150 000 |
IB bij afkoop: Voorheffing van 7,5 %(*)
+ SZB aan de bron | IB bij afkoop: Voorheffing van 7,5 %(*)+ SZB aan de bron |
OF
Op algemene optie, progressief barema in
| IB in het jaar N+1: EFI (PFU) van 7,5%
OF
Op algemene optie: IB aan progressief barema
Aftrek van € 4.600 (alleenstaande) of € 9.200 (koppel) | IB in het jaar N+1: EFI (PFU) van 7,5% op de fractie van de rente pro rata het bedrag onder € 150.000, en EFI (PFU) van 12,8% op de fractie van de rente boven € 150.000.
Pro rata = € 150.000 / Gestorte nettopremies van de terugbetalingen
OF
Op algemene optie, progressief barema
Aftrek van € 4.600 (alleenstaande) of € 9.200 (koppel) |
(*) Belastingplichtigen waarvan FRI N-2 < € 25.000 € (alleenstaande) of € 50.000 (koppel) zijn op aanvraag vrijgesteld van de voorheffing van 12,8% of 7,5%.
IB: inkomensbelasting - SZB: sociale zekerheidsbijdrage - BFV: bevrijdende forfaitaire voorheffing (PFL) - EFI: eenmalige forfaitaire inhouding (PFU) – FRI: fiscaal referentie-inkomen
Fiscale aspecten bij overlijden
Datum van de storting | Leeftijd van de verzekerde bij storting |
|
| Jonger dan 70 | Ouder dan 70 |
| Art. 990 I van het Franse Wetboek van de Inkomstenbelastingen CGI | Art. 757 B van het Franse Wetboek van de Inkomstenbelastingen CGI |
Art. 990 I van het Franse Wetboek van de Inkomstenbelastingen CGI ”Klassiek” contract: na een aftrek van € 152.500 per verzekerde en per begunstigde voor alle contracten samen, wordt het contract op de dag van overlijden belast aan 20% voor bedragen tussen € 152.500 en € 852.500 en aan 31,25 % vanaf een bedrag van € 852.500.
Contract ”Vie Génération”: na een opeenvolgende toepassing van twee aftrekken, meer bepaald een eerste aftrek van 20% op de waarde van het contract op de dag van overlijden, en een tweede aftrek van € 152.500 per verzekerde en per begunstigde voor alle contracten samen, wordt het contract op de dag van overlijden belast aan 20% voor bedragen tussen € 152.500 en € 852.500, en aan 31,25 % vanaf een bedrag van € 852.500.
Artikel 757 B van het Franse Wetboek van de Inkomstenbelastingen CGI Rente verworven op het contract: volledig vrijgesteld van successierechten.
Premies gestort op het contract: onderworpen aan de successierechten na een aftrek van € 30.500 op alle contracten samen, ongeacht het aantal begunstigden.
Franse belasting op het onroerend vermogen ('impôt sur la fortune immobilière' - IFI)
Indien de verzekeringsnemer aan deze belasting is onderworpen, dan is de afkoopwaarde van unit-linked levensverzekeringscontracten inbegrepen in het vermogen van de verzekeringsnemers tot een fractie van de waarde van de unit-linked eenheden die bestaan uit onroerende activa. De personen die deze belasting moeten betalen, moeten deze waarde aangeven.
De aandelen van 'instellingen voor collectieve belegging in effecten' die voor minder dan 20% beleggen in vastgoed of rechten op vastgoed zijn echter uitgesloten van de belastinggrondslag voor zover de belastingplichtige minder dan 10% rechten bezit in deze instellingen voor collectieve belegging.
Ook de aandelen in vastgoedbeleggingsmaatschappijen zijn uitgesloten van de belastinggrondslag wanneer de belastingplichtige rechtstreeks of onrechtstreeks minder dan 5% bezit van het kapitaal en de stemrechten van deze maatschappij.